VERHANDELINGEN VAN HET KONINKLIJK INSTITUUT VOOR TAAL-, LAND- EN VOLKENKUNDE 72 M. O. WOELDERS HET SULTANAAT PALEMBANG 1811-1825 'S-GRAVENHAGE - MARTINUS NIJHOFF 1975 HET SULTANAAT PALEMBANG 1811-1825 VERHANDELINGEN VAN HET KONINKLIJK INSTITUUT VOOR TAAL-, LAND- EN VOLKENKUNDE 72 M. O. WOELDERS HET SULTANAAT PALEMBANG 1811-1825 I.S.B.N. 90.247.1762.0 VOORWOORD Bij de voorbereiding van dit proefschrift heb ik mij ten doel gesteld een tekstuitgave te verzorgen van één of meer der slechts in handschrift overgeleverde Maleise geschriften die betrekking hebben op de geschiede- nis van het eertijds als een zelfstandige staatkundige eenheid optredende Sultanaat Palembang, gelegen op het eiland Sumatra in de Indonesische archipel en thans deel uitmakende van de Propinsi Sumatera Selatan van de Republik Indonesia. Aan de hand van het na inventarisatie ver- kregen overzicht van het beschikbare materiaal, dat te omvangrijk bleek om in zijn geheel in één publikatie te worden opgenomen, heb ik daar- uit datgene geselecteerd wat betrekking heeft op de geschiedenis van Palembang in de jaren 1811-1825, de laatste periode van de politieke onafhankelijkheid van het sultanaat en als zodanig door de Palembangse geschiedschrijvers met bijzondere belangstelling behandeld. Met deze aldus beperkte tekstuitgave wordt beoogd een bijdrage te leveren enerzijds tot de ontsluiting van bronnenmateriaal voor historisch onderzoek en anderzijds tot de publikatie - ten behoeve van het filo- logisch onderzoek - van de voortbrengselen van de negentiende-eeuwse Maleise literatuur, deze laatste hier niet beperkt tot de bellettrie, zoals in beschouwingen op het gebied van de algemene literatuurwetenschap gebruikelijk is, maar - overeenkomstig het ten aanzien van de Maleise letteren heersende gebruik - in veel ruimere betekenis gebezigd ter aanduiding van het gehele assortiment van de schriftelijke overlevering. Hiermee, met deze tweeledige doelstelling, zijn de richtlijnen voor de overigens zeer eenvoudige opzet van dit boek gegeven. Over de prak- tische uitwerking daarvan kunnen we kort zijn. Het historisch overzicht, waarmee het boek begint, dient om de be- langstellende niet-deskundige lezer een globaal beeld te geven van het tijdvak van de Palembangse geschiedenis dat in de te publiceren Maleise teksten wordt beschreven. Dit overzicht is niet het resultaat van zelf- standig historisch onderzoek. Het pretendeert niet meer dan een chrono- logisch verhaal van de historische gebeurtenissen te zijn, geschreven aan de hand van voornamelijk secundaire bronnen. Daarom is ook afgezien van specifieke verwijzingen naar geraadpleegde literatuur. Men VI HET SULTANAAT PALEMBANG vindt deze opgenomen in de algemene bibliografie achter in het boek. De behandeling van de Maleise historische teksten, die het eigenlijke onderwerp van studie uitmaken, voltrekt zich in vier fasen. In hoofd- stuk 11 wordt het gevonden materiaal geïnventariseerd, beschreven en in een aantal door formele en inhoudelijke kenmerken bepaalde cate- gorieën ingedeeld. Langs deze weg komt de uiteindelijke selectie van het materiaal tot stand, dat dan in de hoofdstukken 111, IV en V achtereenvolgens wordt gepubliceerd, in het Nederlands vertaald en aan een aantal criteria getoetst teneinde tot een voorlopige karakterisering van de onderscheiden teksten te geraken. De vertaler beseft dat met een Nederlandse vertaling slechts een zeer beperkte kring van belangstellen- den wordt bereikt en dat hij door vertaling van de teksten of liever nog van zijn hele werk in het Engels zijn debiet aanmerkelijk had kunnen vergroten. Hij betreurt het dan ook dat hem daartoe de tijd en de gelegenheid hebben ontbroken. In het kader van de tekstbehandeling passen verder nog de vermelding van de daarbij geconstateerde spellingseigenaardigheden, het kritisch apparaat bij de in twee niet geheel eensluidende handschriften over- geleverde rijmkroniek SyaCir Perang Ménténg, de in hoofdstuk IV ingelaste samenvatting van een niet-gepubliceerde tekst ter vergelijking met de daarmee verwante wel-gepubliceerde tekst volgens het door mij als TR 1 aangeduide handschrift uit de collectie van het Koninklijk Instituut voor dè Tropen te Amsterdam, de ten gerieve van de historici bijgevoegde opgave van de in de teksten voorkomende data volgens de moslimse jaartelling met vermelding van de corresponderende data volgens de christelijke jaartelling, en tenslotte de achter in het boek opgenomen registers, waarin ik gepoogd heb vast te leggen wat de gepubliceerde teksten aan lexicografische, genealogische en geografische gegevens hebben opgeleverd. Het behoeft geen betoog dat deze tekstuitgave niet tot stand had kunnen komen zonder de medewerking van tal van functionarissen bij de instellingen waar het door mij bewerkte materiaal wordt bewaard. Ik heb deze medewerking, die de aan een behoorlijke dienstverlening te stellen eisen dikwijls verre te boven ging, bijzonder op prijs gesteld. Met dankbaarheid denk ik terug aan de vlotte en deskundige hulp die ik heb ondervonden van de zijde van de bibliotheek van het Museum Pusat te Jakarta, de bibliotheek van het Koninklijk Instituut voor de Tropen te Amsterdam, het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage, het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde en de univer- siteitsbibliotheek te Leiden. Hierbij gaan mijn gedachten in het bijzonder VOORWOORD VII uit naar degenen met wie ik mij door collegiale banden verbonden weet, maar de te Leiden geldende regels verbieden mij deze gedachten hier nader uit te werken. Voor de bereidheid mijn werk op te nemen in de Verhandelingen van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde betuig ik het bestuur van dit instituut gaarne mijn erkentelijkheid. Tot slot een enkel woord ter toelichting op of zo men wil ter recht- vaardiging van de keuze van het onderwerp. De Maleise teksten die betrekking hebben op de geschiedenis van Palembang zijn, behoudens de teksteditie van de SyaCir Perang Ménténg door Atja,1 nog niet in druk verschenen. Ze zijn - afgezien van enkele gevallen van partieel en incidenteel gebruik voor andere doeleinden dan een tekstuitgave - zelfs nog in geen enkel opzicht onderzocht. Daar staat tegenover dat binnen het raam van de koloniale geschiedenis aan de Palembangse geschiedenis in de loop der tijden van westerse, met name van Nederlandse en Engelse zijde - zij het vaak uit min of meer chauvinistische motieven - juist bijzonder veel aandacht is geschonken. Er is daardoor sprake van een eenzijdige, uiteraard "Europa-centrische" visie op de geschiedenis van Palembang, welke een poging tot herstel van het verstoorde evenwicht door publikatie van produkten van Palem- bang's eigen historische overlevering op zichzelf reeds rechtvaardigt. Dit geldt in het bijzonder voor de periode 1811-1825, waarover aan beide zijden het meest is geschreven, zodat door de ontoegankelijkheid van de autochtone bronnen het verschil tussen de hoeveelheden beschikbare informatie van beide zijden hier op z'n grootst is. Er is misschien nog een reden, waarom het van nut kan zijn de stem van Palembang uit het verleden zelf aan het woord te laten. Palem- bang behoort tot de gebieden die door het "centrale", op Java gevestigde en zich in de eerste plaats op "Java en Madoera" concentrerende koloniale gezag als "buitengewesten" aangeduid en behandeld werden en waarvan dienovereenkomstig de geschiedenis, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het werk van Colenbrander uit de jaren twintig,2 als "locale ge- schiedenis" werd beschouwd. Eerst tengevolge van de door Van Leur ingezette en vervolgens vooral na de tweede wereldoorlog door onder- zoekers als Berg, Resink en Meilink-Roelofsz ieder op zijn of haar gebied nader uitgewerkte en aan de praktijk getoetste vernieuwing van de Indonesische geschiedbeschouwing 3 is het wezenlijke belang van de 1 Atja, 1967. !! Colenbrander, 1925-26. 3 Een samenvattend overzicht terzake vindt men bij Van der Kroef, 1958. VIn HET SULTANAAT PALEMBANG geschiedschrijving van die gebieden buiten Java als autonome com- ponenten van een vaak meer in naam souverein dan werkelijk alles beheersend Majapait, Nederlands-Indië of Indonesië in de eerste plaats ten opzichte van de Indonesische maar daarna ook voor de Zuidoost- aziatische historiografie onderkend en erkend. 4 Deze erkenning heeft er mede toe geleid dat de vooroorlogse activiteiten op dit terrein ten aan- zien van een aantal van deze gebieden zijn voortgezet en uitgebreid, zoals uit de in 1965 onder auspiciën van het Modem Indonesia Project van Comell University verschenen inleiding tot de Indonesische ge- schiedschrijving 5 kan blijken, met name uit de bijdragen over de Maleise historische bronnen en de geschiedschrijving van Zuid-Celebes. Het lijkt gewenst dat Palembang aan de hier bedoelde gebieden wordt toegevoegd. Ongeacht van welke standpunt en langs welke weg het verleden wordt benaderd, uit welke gezichtshoek en in welk perspectief de geschied- schrijving van Indonesië ook wordt bezien - Europa-centrisch, Azië- centrisch of, zoals Smail wil, universeel 6 -, als uitgangspunt zal steeds de eis blijven gelden dat de historisch relevante bronnen, van welke aard dan ook, zo volledig mogelijk voor onderzoek beschikbaar zijn. Eerst wanneer dat het geval is, zal een evenwichtige en dan toch wel liefst met Smail vanuit een universele culturele achtergrond op het totale beeld van de Indonesische geschiedenis gerichte beschouwing mogelijk zijn, ook al bestaat dat beeld ook dan nog uit vaak niet meer dan de top van de ijsberg van de historische werkelijkheid. Als in dit licht gezien het door mij als "archivaris van de kleine vorsing" ter nadere bestu- dering door de "artisten van de grote visie" aangedragen materiaal 7 zou bijdragen tot een beter begrip van de Maleis-Palembangse historio- grafie en haar betekenis in het kader van de geschiedschrijving van geheel Indonesië, dan zou ik mijn moeite ruimschoots beloond achten. 4 Zie bijv. Resink, 1956, p. 445; Soedjatmoko, 1960, p. 22 en Mohammad Ali, 1965, passim. 5 Soedjatmoko, 1965. 6 Smail, 1961. 7 De tenninologie is ontleend aan Resink, 1953, p. 151. INHOUD Frontispice: De kratons van Palembang VOORWOORD ..... LIJST VAN AFKORTINGEN HOOFDSTUK I: HISTORISCH OVERZICHT HOOFDSTUK 11: DE HANDSCHRIFTEN Inventarisatie . Beschrijving Rubricering en selectie Plaat: De rivieren van Palembang Plaat: Plan van de batterijen en ligging der schepen Plaat: Plattegrond van Palembang HOOFDSTUK 111: DE TEKSTEN Tekst KI 4 (p. 26, r. 16 - p. 29) Facsimile eerste pagina van UBL 7 Tekst UBL 7. Tekst TR 1 Facsimile eerste pagina van UBL 9 Tekst UBL 9 ....... Facsimile eerste twee pagina's van MP 4a Facsimile eerste pagina van MP 4b Tekst MP 4b: SyaCir Perang Ménténg . Inleiding tot de tekstuitgave SyaCir Perang Ménténg. Kritisch apparaat bij de tekstuitgave pag. V XI 28 28 31 62 67 69 72 73 116 154 155 187 188 189 189 194 223 x HET SULTANAAT PALEMBANG pag. HOOFDSTUK IV: VERTALING VAN DE TEKSTEN 226 Vertaling KI 4 (p. 26, r. 16 - p. 29) . 226 Vertaling UBL 7 230 Vertaling TR 1 . 279 Tekstvergelijking TR 1 - UBL 5/ MP 2 . 321 Vertaling UBL 9 347 Vertaling MP 4b: SyaCir Perang Ménténg 385 HOOFDSTUK V: SLOTBESCHOUWINGEN 414 NOTEN. 437 VERGELIJKINGSTABEL VOOR DATA VOLGENS DE MOSLIMSE EN DE CHRISTELIJKE TIJDREKENING 454 WOORDENLIJST BIJ DE MALEISE TEKSTEN GEPUBLICEERD IN HOOFDSTUK 111 457 REGISTER BIJ DE MALEISE TEKSTEN GEPUBLICEERD IN HOOFDSTUK 111 473 BIBLIOGRAFIE 490 SUMMARY . 510 Kaart 512 afl. a.o. Aufl. bdn bew. BKI bijgew. cod. or. dl dIn dr. ed. Eng. erw. gepubl. H. herz. hrsg. Ind. Gids Indon. introd. Jav. JMBRAS JRAS jrg. JSBRAS k. Kol. Ts. kpg Mal. Meded.KNAW medew. ms. or. n. LIJST VAN AFKORTINGEN aflevering ( en) and others Auflage banden bewerkt Bijdragen tot de taal-, land- en volkenkunde (van Neder- landsch-Indië), uitgegeven door het Koninklijk Instituut voor (de) Taal-, Land- en Volkenkunde (van Nederlandsch-Indië) bijgewerkt (e) codex orientalis, term in gebruik bij de universiteitsbibliotheek te Leiden ter aanduiding van elk der in één doorlopende nummering opgenomen oosterse handschriften deel delen druk edited, edition, editor Engels erweitert (e) gepubliceerd Hijrah, begin van de moslimse jaartelling herzien(e) herausgegeben De Indische Gids, staat- en letterkundig maandschrift Indonesisch introduction Javaans Journalof the Malayan Branch of the Royal Asiatic Society Journalof the Royal Asiatic Society of Great Britain and Ireland jaargang Journalof the Straits Branch of the Royal Asiatic Society krama-woord, in Javaans vormelijk-beleefd taalgebruik Koloniaal Tijdschrift, uitgegeven door de Vereeniging van Ambtenaren bij het Binnenlandsch Bestuur in Nederlandsch- Indië kampung Maleis Mededelingen van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen medewerking manuscriptum orientale, term gebruikt ter aanduiding van een oosters handschrift uit het bezit van het Koninklijk In- stituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde ngoko-woord, in Javaans niet-vormelijk taalgebruik XII no nr nrs Not. B.G. o.d.t. p. Pal. Pang. pI. Port. pp. pro prep. Pt pts r. Ras, gloss. Rd. repro rev. samengest. stro Suh. TBG TNI transl. Ts. Binn. Best. übers. uitg. VBG verb. venn. VKI Vol. Vols voorw. z.a. z.o. HET SULTANAAT PALEMBANG numero nummer nummers Notulen van de algemeene en bestuurs-vergaderingen van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen onder de titel pagina Palembang, Palembangs ( e ) Pangéran plaat Portugees pagina's printing prepared Part parts regel Glossary and Index; in: Ras, 1968 Radén reprint revised samengesteld strofe Suhunan Tijdschrift voor Indische taal-, land- en volkenkunde, uit- gegeven door het (Koninklijk) Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen Tijdschrift voor Neêrland's Indië; vanaf jrg. 10 (1848): Tijdschrift voor Nederlandsch Indië translated, translation Tijdschrift voor het Binnenlandsch Bestuur übersetzung uitgave, uitgegeven Verhandelingen van het (Koninklijk) Bataviaasch Genoot- schap van Kunsten en Wetenschappen verbeterd ( e), verbessert ( e ) venneerderd ( e ) Verhandelingen van het Koninklijk Instituut voor (de) Taal-, Land- en Volkenkunde (van Nederlandsch-Indië) Volume Volumes voorwoord zie aldaar zie ook HOOFDSTUK I HISTORISCH OVERZICHT De geschiedenis van het Sultanaat Palembang gedurende het tijdvak 1811-1825 wordt bepaald door de Engels-Nederlandse strijd om de hegemonie in het Indonesië van die dagen en de koloniale politiek van het na de Franse overheersing herrezen Nederland, gericht op herstel en consolidatie van het gezag over de herkregen overzeese bezittingen. Het is deze politiek die na een moeizame militaire krachtmeting met de naar onafhankelijkheid strevende sultan van Palembang de dynastie ten val brengt en het lot van het sultanaat als zelfstandige politieke entiteit definitief bezegelt. Naast deze externe factoren zijn ook interne span- ningen binnen de dynastie op de loop der gebeurtenissen van invloed geweest. Deze spanningen, met name de rivaliteit tussen "de oude sultan" Mahmud Badaruddin en diens jongere broer "de jonge sultan" Ahmad Najamuddin, die in deze periode beurtelings de troon bezetten, hebben hierbij echter nauwelijks een zelfstandige rol gespeeld, maar zijn veeleer door de Engels-Nederlandse Inachtsstrijd in de hand gewerkt en door de latere Nederlandse politiek van "verdeel en heers" tegelijk uitgebuit en gestimuleerd. Het was niet aan. inwendig verval te wijten dat het sul- tanaat te gronde ging. Integendeel, de doelbewuste wijze waarop Sultan Mahmud Badaruddin de onafhankelijkheid van zijn gebied heeft ver- dedigd en de daarbij met name in 1819 behaalde opmerkelijke successen duiden op een sterk centraal gezag en getuigen van eendracht en vastberadenheid binnen de kring der heersende klasse. Dit verzet van Palembang tegen vreemde inmenging en overheersing was overigens geen nationale strijd voor de onafhankelijkheid, zoals wij die thans opvatten. Daarvoor was de bevolking te heterogeen van samenstelling, de maatschappij te zeer in standen verdeeld en het gewone volk te onmondig. Het was een mede door religieus fanatisme bepaalde strijd van de heersende klasse, die haar positie bedreigd zag door vreemde- lingen met een inferieure, want aan het ware geloof vijandige leefwijze, maar niettemin met een irriterende superioriteit in technisch vernuft en Inaterieel vermogen, wier aspiraties in toenemende mate met de belangen van het Palembangse hof in conflict kwamen en tenslotte tot de liquidatie van het traditionele gezag hebben geleid. 2 HET SULTANAAT PALEMBANG Uitgaande van de bovengenoemde factoren, waardoor de geschiedenis van het sultanaat tussen 1811 en 1825 wordt bepaald, kan men dit tijdperk onderverdelen als volgt: september 1811-mei 1812: mei 1812-december 1816: december 1816-juni 1819: juni 1819-juni 1821 juli 1821-oktober 1825 een periode van onafhankelijkheid een Engelse tijd een Nederlandse tijd een tweede periode van onafhankelijkheid de periode van ondergeschiktheid aan het Nederlandse koloniale gezag, gevolgd door de opheffing van het sultanaat en ein- digende met de verbanning van de tegen het gezag opgestane laatste vertegenwoor- diger van de dynastie. De dynastieke geschiedenis geeft als gevolg van het ingrijpen der vreemde machthebbers een triest beeld van troonswisselingen te zien, die de vol- gende regeringsperioden opleveren: april 1804-mei 1812 mei 1812-juni 1813 juli 1813-augustus 1813 augustus 1813-juni 1818 : juli 1818-juni 1821 juli 1821-augustus 1823 : Mahmud Badaruddin Ahmad Najamuddin Mahmud Badaruddin Ahmad Najamuddin Mahmud Badaruddin Ahmad Najamuddins oudste zoon Prabu Anom, als regerend vorst eveneens Ahmad Najamuddin genaamd. Ingevolge tractaat van 18 augustus 1823 komt Palembang onder recht- streeks bestuur van het Nederlandse gouvernement en wordt de sultan gepensioneerd. De centrale figuur in het drama dat dit stuk geschiedenis in de In- donesische historiografie oplevert, is ongetwijfeld Mahmud Badaruddin, volgens getuigenis van vriend en vijand een man van formaat, vorstelijk- groots in zijn deugden en ondeugden, die door zijn sterke persoonlijkheid zowel zijn concurrent Ahmad Najamuddin als de overige leden van het vorstenhuis volledig in de schaduw stelt. Zijn grote tegenspelers zijn Raffles - voornamelijk van achter de schermen - en Muntinghe, terwijl voorts een aantal uit de Engelse en Nederlandse koloniale ge- schiedenis bekende militairen, zoals Gillespie, Wolterbeek en De Koek, bij de voltrekking van het drama een belangrijke rol spelen. Nu het verloop van de Palembangse geschiedenis tussen 1811 en 1825 HISTORISCH OVERZICHT 3 in enkele ruwe lijnen is geschetst en een aantal globale onderscheidingen binnen dit tijdvak zijn aangebracht, volge een chronologische weergave van de historische feiten, gebaseerd op de belangrijkste secundaire bron- nen en publikaties. Begin april 1804 overlijdt na een ruim zevenentwintigjarige regerings- periode Sultan Muhammad Baha'uddin. Hij wordt opgevolgd door zijn oudste zoon Mahmud Badaruddin. Deze wordt door zijn tijdgenoten getypeerd als een oosters despoot met een onbetwist gezag, die zich volledig bewust is van zijn hoge vorstelijke waardigheid en de voor gewone stervelingen geldende normen daaraan ondergeschikt weet. In zijn onaantastbare positie kan hij zich alles, ook wreedheden en morele buitensporigheden veroorloven zonder zijn gezag afbreuk te doen. Hij is een intelligent en ontwikkeld man, een goed organisator, een geslepen diplomaat en een knap strateeg. Zijn veelzijdige belangstelling gold met name ook de letterkunde. Volgens Van Sevenhoven, in de jaren 1822- 1823 als commissaris van het Nederlandse gouvernement te Palembang werkzaam, had hij "eene vrij uitgestrekte bibliotheek".l In de notulen van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, deel XVIII (1880), pp. 75-76 lezen we dat in 1822 door dezelfde com- missaris van Palembang aan de resident van Batavia zijn verzonden "55 (vijfenvijftig) zeer fraai geschreven, net ingebonden en wel gecon- ditioneerde Maleische en Arabische manuscripten, waaronder zeer zeld- zame, en achterhaald als toebehoord hebbende aan den Ex-Sultan van Palembang Machmoed Badr'Oeddin" . Voorts heeft hij zich bekendheid verworven als auteur van de SyaCir Sinyor Kista (of Kosta) , van de SyaCir Nuri en van een pantun "tot vertroosting des harten".2 In het economisch en bestuurlijk centrum van het Palembangse rijk bevindt zich aan de rechteroever van de Musi, dichtbij een zijriviertje, de Sungai Aur, en schuin tegenover het aan de linker Musi-oever gelegen kratoncomplex, als een vreemde enclave de Nederlandse nederzetting, ontstaan uit de daar reeds in 1662 gestichte vaste handelspost van de Oost-Indische Compagnie. De handelscontacten met de Compagnie, die reeds van 1619 dateerden, hadden in de loop der jaren een meer permanent karakter gekregen. Tussen de jaren 1641 en 1791 kwam een reeks van "plechtige overeenkomsten" tot stand betreffende de levering van peper en later - na de ontdekking omstreeks 1710 van de tinvoor- komens op het onder Palembang ressorterende eiland Banka - ook van tin. Het aldus gevestigde Compagniesmonopolie betekende voor Palem- bang de verplichting tot leverantie van de totale peper- en tinproduktie van het land aan de Compagnie tegen door haar vastgestelde, uiteraard 4 HET SULTANAAT PALEMBANG niet-commerciële prijzen. Het spreekt vanzelf dat dit monopolie op ruime schaal werd ontdoken. Vooral in de laatste decennia van de achttiende eeuw, toen de positie van de Compagnie dermate was ver- zwakt, dat zij niet meer bij machte was de nakoming der monopolie- bepalingen af te dwingen, nam de smokkel hand over hand toe. Tegen het eind van deze eeuw, wanneer de Republiek der Verenigde Neder- landen plaats moet maken voor de Bataafse Republiek en de Oost- Indische Compagnie wordt ontbonden, is de clandestiene uitvoer van peper en tin uit het Palembangse rijk tot een veelvoud van het aan de Hollanders geleverde contingent opgelopen en het prestige van de Nederlandse factorij te Palembang nagenoeg geheel verdwenen. De ontwikkeling van de Britse koloniale macht daarentegen had zich in de tweede helft van de achttiende eeuw steeds verder in stijgende lijn bewogen. Terwijl in het absolutistische en feodale Frankrijk van Lode- wijk XV en Lodewijk XVI sociaal-politieke toestanden heersten die een gezonde vooruitgang onmogelijk maakten en die tenslotte tot de revolutie van 1789 zouden leiden, maakte Engeland een enorme industriële en sociale ontwikkeling door. Het beheerste daardoor de zee en de wereld- handel. In de zevenjarige oorlog (1756-1763) had het Frankrijk als koloniale mogendheid uitgeschakeld. Het wist ondanks het verlies der Amerikaanse koloniën de suprematie ter zee te behouden en bevestigde deze in de oorlog van 1780-1784 nog eens tegenover Nederland. De Engelse posities in India werden verder uitgebreid en geconsolideerd, maar ook in de Maleis-Indonesische archipel nam de Britse invloed toe, door de bezetting van strategisch gelegen punten als Pulau Pinang en Malakka en voorts door verdere expansie op Sumatra, Waar de Engelse Oost-Indische Compagnie reeds een eeuw lang vaste voet had door haar vestiging in Benkoelen. In 1795, toen Prins Willem V naar Engeland uitweek en Nederland een vazalstaat van Frankrijk was geworden, namen de Engelsen met machtiging van de prins een deel der Nederlandse koloniën tegen een eventuele bezetting door Frankrijk "in bescherming". Dit betekende een verder prestigeverlies van de Nederlandse ten gunste van de Britse koloniale macht, ook al werden de Nederlandse bezittingen bij de vrede van Amiens in 1802 teruggegeven. Daarna ging het met de politieke zelf- standigheid van Nederland steeds verder bergafwaarts. Op de Bataafse Republiek volgde het Koninkrijk Holland onder Lodewijk Napoleon en in 1810 werd het land bij het Franse keizerrijk ingelijfd. Het Koninkrijk Holland bracht de Nederlandse koloniën in Indonesië op 1 januari 1808