4 Lage Landen Studies Huisbeelden in de moderne Nederlandstalige poëzie Irena Barbara Kalla academia press Huisbeelden in de moderne Nederlandstalige poëzie LLS_2012.4.book Page 1 Wednesday, February 13, 2013 4:47 PM LLS_2012.4.book Page 2 Wednesday, February 13, 2013 4:47 PM Huisbeelden in de moderne Nederlandstalige poëzie Irena Barbara Kalla Lage Landen Studies 4 LLS_2012.4.book Page 3 Wednesday, February 13, 2013 4:47 PM Lage Landen Studies Vol. 4 Wydanie ksi Č ki dofinansowane przez Ministerstwo Nauki i Szkolnictwa Wy Č szego, projekt nr N103 073 32/ 4276 oraz przez Wydzia Ù Filologiczny Uniwersytetu Wroc Ù awskiego. Dit deel is uitgegeven met financiële steun van het Ministerie van Wetenschappen en Hoger Onderwijs in Polen, project nr. N103 073 32/ 4276, en van de Faculteit Letteren, Universiteit Wroc Ù aw. Lage Landen Studies is de reeks van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek. In de serie worden monografieën en thematische bundels uitgegeven als resultaat van zowel individuele studies als van samenwerking tussen wetenschappers die werkzaam zijn op het gebied van de neerlandistiek. De reeks bevordert bestudering van de Nederlandse taal alsook literatuur en cultuur van de Lage Landen in internationaal perspectief. De redactie streeft naar twee afleveringen per jaar. Centrale redactie Mona Arfs, Göteborgs Universitet, Zweden Irena Barbara Kalla (voorzitter), Uniwersytet Wroc Ù awski, Polen Lut Missinne, Westfälische Wilhelms-Universität, Duitsland Franco Paris, Università degli Studi di Napoli “l’Orientale”, Italië Olf Praamstra, Universiteit Leiden, Nederland Internationale Vereniging voor Neerlandistiek Universiteit van Tilburg Gebouw Dante Postbus 90153 5000 LE Tilburg, Nederland Tel. 013 466 3571 Fax 013 466 2892 bureau-uvt@ivnnl.com www.ivnnl.com © Academia Press Eekhout 2 9000 Gent Tel. 09/233 80 88 Fax 09/233 14 09 Info@academiapress.be www.academiapress.be © Irena Barbara Kalla J. Story-Scientia nv Wetenschappelijke Boekhandel Sint-Kwintensberg 87 B-9000 Gent Tel. 09/225 57 57 Fax 09/233 14 09 Info@story.be www.story.be Ef & Ef Media Postbus 404 3500 AK Utrecht info@efenefmedia.nl www.efenefmedia.nl Irena Barbara Kalla Huisbeelden in de moderne Nederlandstalige poëzie Gent, Academia Press, 2012, 381 pp. Opmaak: proxessmaes.be Cover: Kris Demey ISBN: 978 90 382 2086 4 D/2012/4804/273 NUR 621 U 1963 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of vermenigvuldigd door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. LLS_2012.4.book Page 4 Wednesday, February 13, 2013 4:47 PM Poëzie is ruimtebeleving in de woordstructuren van de taal. A LBERT B ONTRIDDER Het object van de poëzie is het samenvallen van dit gedroomd lichaam met de vorm van het wordende gedicht. Daarom ook kan de lyriek in feite nooit in theoretische en expliciete zin over zichzelf spreken zonder naar dat gedroomde lichaam te verwijzen, een lichaam dat ze benoemt met bezwerende woorden als wereld, taal, ruimte, maar net zo goed met alledaagse als insekt, benzine of wachtkamer, terwijl het eigenlijk altijd gaat over begrippen als aarde, naam en huis. S TEFAN H ERTMANS Ik schrijf een huis op G ERRIT K OUWENAAR Mijn boek is een huis geworden dat mij aan de deur heeft gezet. Maar ik blijf hopen dat het degelijk (en dus mooi) is gebouwd en dat zijn deur nog lang zal openstaan. Ik zou willen dat de mens die door die deur naar binnen gaat, zich daar beter thuis voelt dan ikzelf. L EONARD N OLENS Poëzie is het meest extreme literaire genre, omdat je het gevoel hebt dat je er niet in thuisbent en er toch thuis in wíl zijn. D IRK D E G EEST Ik weet, dat rijm is krom. Een bocht is nodig om weer thuis te raken. W IEL K USTERS (altijd weer naar huis, waarom? ja los dat zelf maar op) R EMCO C AMPERT LLS_2012.4.book Page 5 Wednesday, February 13, 2013 4:47 PM LLS_2012.4.book Page 6 Wednesday, February 13, 2013 4:47 PM 1 I NHOUD Woord vooraf. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 I. B EGRIPSBEPALING EN METHODOLOGIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 II. O VERZICHT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41 ‘Het gemoedsleven van den dichter, onder invloed van zijn huis’ . . . . . . 43 Enkele huisbeelden in de poëzie voor 1945 De jaren vijftig . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59 Gewoon huis en metaforisch huis De jaren zestig . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89 Vanzelfsprekend huis De jaren zeventig . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105 Leeg huis en menselijke sporen De jaren tachtig . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133 Bouwen, breken, bouwen De jaren negentig. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171 Vervreemding van het huis Begin van de eenentwintigste eeuw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195 Waar is een huis III. B ENADERINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 219 LICHAAM ALS HUIS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 221 Albert Bontridder en Jan G. Elburg LLS_2012.4.book Page 1 Wednesday, February 13, 2013 4:47 PM I N HO UD 2 GEDICHT ALS HUIS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 239 Ruimte voor poëticale reflectie bij J. Bernlef en Herman de Coninck GEDICHT ALS HUIS en HUIS ALS GEDICHT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 249 Willem van Toorn en Luuk Gruwez TAAL ALS HUIS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 275 ‘Vliegende ikjes’ van Leonard Nolens en Esther Jansma HUIS ALS WERELD en EUROPA ALS HUIS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 315 Erik Spinoy en Ramsey Nasr IV. B ESLUIT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 343 Literatuurlijst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 355 Persoonsnamenregister . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 375 LLS_2012.4.book Page 2 Wednesday, February 13, 2013 4:47 PM 3 W OORD VOORAF ‘Mijn boek is een huis geworden dat mij aan de deur heeft gezet’, schreef Leo- nard Nolens over een van zijn dichtbundels. Mijn boek is slechts een deur geworden waardoor ik toegang vond tot veel huizen van de poëzie, die voor mij echter niet zonder hulp zijn opengegaan. Ik wil daarom iedereen bedanken die tot de realisatie van deze studie heeft bijgedragen. Mijn grootste dank gaat uit naar drie collega-onderzoekers: Dirk de Geest, Yves T’Sjoen en Herbert Van Uffelen. Bij het lezen van studies van de bevlogen poëziespecialist Dirk de Geest, bij het bijwonen van zijn colleges en zijn erudiete lezingen gingen niet alleen de huizen van de poëzie maar hele werel- den voor mij open. Tijdens onze talloze gesprekken was hij vooral bereid om te luisteren en wist zelfs aan mijn meest chaotische gedachten een plooi te geven. Daarbij hebben zijn eindeloos geduld, zijn hartelijkheid en optimisme me altijd de kracht gegeven om door te gaan. De definitieve vorm van deze studie heb ik eveneens aan Dirk te danken, die ontelbare eerdere versies van commentaar heeft voorzien. Voor de lectuur, commentaar en interessante gesprekken dank ik even- eens Yves T’Sjoen. Hij begeleidde mijn onderzoek vanaf de eerste aantekeningen en was een onschatbare informatiebron over de Nederlandstalige poëzie, als attent gespreksgenoot en als auteur van gezaghebbende essays over dit onder- werp. Herbert Van Uffelen dank ik voor de aanmoediging om aan deze studie te beginnen en ermee door te gaan. Het feit dat ik nu zoveel mensen dank verschul- digd mag zijn, is vooral zijn verdienste; hij heeft mij actief leren samenwerken. Ook uit zijn commentaren op mijn teksten in een vroeger stadium van dit onderzoek heb ik veel mogen leren. Mijn dank gaat daarnaast ook uit naar de diverse instellingen die mijn onder- zoek praktisch hebben mogelijk gemaakt: het Poolse Ministerie van Weten- schappen en Hoger Onderwijs en de Nederlandse Taalunie, die mij beurzen hebben verleend voor het afronden van deze studie – zonder hun genereuze financiële steun had ik nooit de buitenlandse bibliotheken en instellingen kun- nen bezoeken, die onontbeerlijk waren voor mijn onderzoek; de Uniwersytet Wroc ł awski, mijn thuisbasis die de drukkosten heeft helpen dragen en waar ik bovenal altijd kon rekenen op steun van collega’s neerlandici; de Katholieke LLS_2012.4.book Page 3 Wednesday, February 13, 2013 4:47 PM W OORD VOORAF 4 Universiteit Leuven die mij als ‘visiting professor’ heeft ontvangen en waar ik in de Letterenbibliotheek, met de dankbare hulp van Joost Van Hooreweder, heb mogen werken; de Wroc ł awse afdeling van de Nationale Bibliotheek Ossoli- neum, waar ik op mijn stamplaats 77 de grootste delen van dit boek heb geschre- ven. De drie reviewers die door de uitgeverij Academia Press zijn aangezocht, dank ik voor hun nauwgezette lectuur van het manuscript en hun talrijke waar- devolle opmerkingen, die zeker tot verbeteringen van het manuscript hebben geleid. Tot slot mag het Poëziecentum in Gent hier allerminst ontbreken. Daar heb ik immers het gros van mijn materiaal gevonden. Ook heb ik nergens zo prettig kunnen werken, met name dankzij de vriendelijke begeleiding van Stefaan Goossens die altijd bereid was om mij ook achteraf op afstand te helpen door tientallen mails te beantwoorden met bibliografische gegevens, achter- grondinformatie en ander materiaal. Graag wil ik ook het allereerste begin van dit boek in dankbare herinnering bewaren. Mijn weg naar wetenschap heeft Jerzy Koch helpen aanleggen. Hij heeft mijn proefschrift begeleid en bij het schrijven van dit boek heeft hij me op een aantal inspirerende studies attent gemaakt, iets wat in een later stadium ook Christine Hermann, Keith Green, Kris Van Heuckelom en Hans Vandevoorde deden. Piet de Kleijn is een van de eerste personen die mijn liefde voor Neder- landstalige poëzie heeft aangewakkerd. Aan hem heb ik ook het bewustzijn te danken dat het onderzoek naar poëzie het meest gebaat is bij een broederband van literatuurwetenschap en taalwetenschap. Judit Gera, Ad Zuiderent, Adam B ž och, Arie Verhagen en Lars Bernaerts dank ik voor hun bemoedigende feed- back bij presentaties van onderdelen van dit onderzoek tijdens congressen. Soms ging het om ogenschijnlijk kleine opmerkingen, die echter van doorslaggevend invloed zijn geweest op dit eindresultaat. Een heel bijzonder woord van dank richt ik aan Veerle Nimmegeers en Carl De Strycker. In hun huis in Gent vond ik altijd een bijzonder hartelijke ont- vangst en vaak ook onderdak tijdens mijn verblijven in Vlaanderen. Via de vele gesprekken met Carl als enthousiaste poëziekenner ben ik aan een schat aan informatie gekomen, vooral maar niet enkel over de recentste poëzie. Mijn alleroprechtste dank bied ik Damian, Julia en Marcin aan. Alleen vanuit het liefdevolle huis dat zij voor mij zijn, kon ik de poëtische huizen proberen te begrijpen. LLS_2012.4.book Page 4 Wednesday, February 13, 2013 4:47 PM 5 I NLEIDING Huis Het huis heeft vele namen en gezichten. Dat blijkt al uit de citaten die aan het begin van dit boek zijn geplaatst. Tegelijk gaat het, in het geval van het huis, om een universele ervaring die alle mensen met elkaar delen. De relatie van de mens tot zijn huis is zelden of nooit eenduidig. De literatuur problematiseert de relatie ik-huis op verschillende niveaus, die verbonden zijn met de diverse betekenissen die aan het woord ‘huis’ worden gehecht. Huis is gebouw, woning, familie, gezin, oorsprong, ruimte, identiteit, herinnering en toekomst. Dit lijstje is even onvolledig als problematisch, want elke poging om exact te definiëren wat een huis is of niet is, roept direct en telkens opnieuw vragen en twijfels op. Er wordt in deze studie niet gestreefd naar een definitieve, alomvattende bepaling van het begrip want uiteindelijk gaat het om ‘een doodgewoon huis’, zoals Gerrit Kou- wenaar (1982, p. 79) in een van zijn gedichten stelt. En toch problematiseren talrijke gedichten van deze dichter het begrip zelf of de relatie ik-huis. Want hoe vanzelfsprekend het begrip ‘huis’ ook mag lijken, het vormt een van de onder- werpen waaraan in de literatuur uitzonderlijk veel aandacht is besteed. De focus van deze studie is de manier waarop moderne Nederlandstalige dichters met dat onderwerp omgaan. Deze omgang drukt zich uit door de creatie van beelden, het middel bij uitstek waarmee poëzie werkt. Huisbeelden Hugo Brems zegt in De dichter is een koe dat in poëzie de beelden functioneren ‘als formules en magnetiserende polen, waaromheen de betekenissen zich scha- ren’ (1991, p. 71). Het beeld als zodanig valt niet eenduidig te definiëren; het is duidelijk eenvoudiger om over de werking van het beeld te spreken dan over zijn aard. Brems zegt bijvoorbeeld dat het ‘poëtische beeld [...] centrifugaal en cen- tripetaal tegelijk’ (1991, p. 65) is en hij karakteriseert een van de door hem besproken gedichten als een ‘onontwarbare knoop van het beeld, dat naar bin- nen verwijst en naar buiten, dat transparant is en ondoorzichtig, betekenis en LLS_2012.4.book Page 5 Wednesday, February 13, 2013 4:47 PM I NLEI D IN G 6 vorm, dat concentreert en uitzaait’ (p. 74). Hoewel Brems dat niet expliciet ver- woordt, is de dynamiek van poëtische beelden in feite cruciaal voor zijn formule- ringen. Die dynamiek van het beeld staat ook in deze studie centraal. De beelden van het huis worden in de poëzie door middel van twee hoofdme- chanismen gecreëerd: de metafoor en de metonymie. Ter verduidelijking geef ik hier kort twee voorbeelden uit een groot gamma van gedichten met huisbeelden. Deze gedichten worden hier verder ook huisgedichten genoemd. Bij Eva Gerlach lezen we de volgende metaforische regel: ‘Het huis doet zijn huid om ons dicht’ (1987, p. 65). Het huisbeeld dat hierdoor verschijnt, is meerduidig. Gaat het om de vergroeiing van mensen met het gebouw waarin ze al lang wonen? Of wordt hier het gevoel van verstikking verwoord dat de twee mensen in altijd hetzelfde huis ervaren in elkaars aanwezigheid? De metafoor zelf verdient eveneens de aan- dacht: het huis wordt als een lichaam voorgesteld, met alle interpretatieve moge- lijkheden vandien. Soms worden er in de poëzie huisbeelden gecreëerd waarbij het woord ‘huis’ niet wordt gebruikt maar enkel metonymisch opgeroepen. Bij Ward Ruyslinck luidt het bijvoorbeeld: Uw hand is zacht gebleven, vrouw, die met mij huist onder het vuurrood dak van beuken die nooit zwijgen, maar het bewegen van uw hand is hard en stram geworden en uw woorden blaast gij in de haard. (Ruyslinck, (1952), p. 15) Het huis is hier echter meer dan de fysieke ruimte die door woorden als ‘huist’, ‘dak’, ‘vrouw’, ‘haard’ verschijnt. De personages en de tijd bepalen eveneens het huisbeeld. Het woord ‘stram’ roept ouderdom op en de context van het hele gedicht versterkt deze associatie. Het gaat in het gedicht om de identiteit van de twee als echtpaar met elkaar vergroeide personages die mettertijd als individuen echter op uiteenlopende manieren veranderen, evenals om de identiteit van de ik die tegenover de identiteit van de ander wordt gesteld en als het ware daaraan wordt getoetst. Al deze elementen samen maken het huisbeeld uit. Uit het laatste voorbeeld blijkt eveneens dat het huis als een specifieke ruimte veelal aan de identiteit van de mens gerelateerd wordt. Deze relatie komt tot stand in en door de taal. Met name in de moderne poëzie is het haast onmoge- lijk, vaak niet wenselijk en meestal ook niet relevant om het referentiële niveau strikt van het talige niveau te scheiden. In het geval van huisgedichten begint de dubbelzinnigheid al bij het woord ‘huis’ zelf, dat enerzijds een gebouw kan bete- kenen en anderzijds een zeer complexe gevoelssfeer oproept. LLS_2012.4.book Page 6 Wednesday, February 13, 2013 4:47 PM 7 I NLEI D IN G Het bouwen van een huis is een creatieve handeling die in de cultuurtraditie vaak als een herhaling of imitatie van de goddelijke schepping wordt gezien (Eliade, 1999 [1956], p. 36; Bollnow, 1963, p. 144). De beelden van het huis dat wordt opgebouwd en het gedicht dat wordt gemaakt, worden in de poëzie vaak geïntegreerd, zoals dit expliciet in het volgende gedichtfragment gebeurt: ‘Ik bouwde woord / voor woord deze toren, voegde steen voor steen dit gedicht, / schreef in twintig regels voor ons een huisje om in te wonen.’ (Van Lieshout, 2009, p. 77). De gedichten die huisbeelden bevatten zijn dan ook voor een groot deel poëticale gedichten en de identiteit die daarin wordt geproblematiseerd is een dichterlijke identiteit. Daarnaast gaat het in deze gedichten ook om een meer universele relatie van de ik tot het huis, opgevat als ruimte in het algemeen of als woning, gezin of land in het bijzonder. Wanneer we de gedichten met huisbeelden in historisch perspectief onderzoe- ken, kan worden aangenomen dat dit tweeërlei resultaten zal opleveren. Ener- zijds resulteert zo een chronologische aanpak in een kijk op de mettertijd gewij- zigde poëticale opvattingen, anderzijds ook in een cultuurantropologische kijk op de relatie van de mens tot zijn habitat, zijn woning en familiekring. Ook deze laatste relatie is van de tijd afhankelijk. Men kan immers veronderstellen dat ze vijftig jaar geleden anders was dan nu en dat deze veranderingen zich geleidelijk aan, door diverse stadia en met verschillende schakeringen, hebben voltrokken. De context die hier werd aangestipt, is een ander gegeven dat niet uit het oog verloren mag worden. Het gaat daarbij om de context van het gehele gedicht, van de reeks waarin het is opgenomen en/of van de bundel waarin het is gepubli- ceerd. Niet zelden bedienen dichters zich van specifieke metaforen die pas bij de analyse van hun globale oeuvre volledig tot hun recht komen. Een nog breder contextueel perspectief – dat van de oeuvres van andere dichters uit dezelfde periode bijvoorbeeld, maar ook de reacties van critici en de versexterne uitspra- ken van de dichters zelf – kan meer inzicht verschaffen in de manier waarop men zich tegenover het fenomeen huis opstelt en/of in de wijze waarop in een bepaalde periode concreet met die huisbeelden wordt omgegaan. Uit deze inleiding kunnen de centrale onderzoeksvragen van deze studie worden afgeleid. Aan de hand van Nederlandstalige gedichten uit de periode 1950-2012 waarin huisbeelden een prominente rol spelen, wordt (1) de veran- derende relatie van de mens tot zijn huis onderzocht en (2) de poëticale opvat- tingen van individuele dichters, die opvallend vaak met behulp van huisbeel- den worden gepresenteerd. De dichters bedienen zich daarbij van verschillende huisconcepten, wat een volgende vraag oproept: (3) hoe evolueren deze con- cepten en welke veranderingen kunnen in de conceptuele metaforen worden genoteerd? Onderzocht worden voornamelijk expliciete en impliciete vers- LLS_2012.4.book Page 7 Wednesday, February 13, 2013 4:47 PM I NLEI D IN G 8 interne poëtica’s 1 . Slechts zelden wordt gerefereerd aan versexterne poëtica’s, met name wanneer de poëticale opvattingen via huisconcepten worden geëxpli- citeerd. In welke mate zijn de onderzochte opvattingen als louter individueel te beschouwen, of in hoeverre houden ze verband met de periode en met de lite- raire traditie waarin ze zijn ontstaan? Aangezien het corpus van deze studie uit literaire teksten bestaat, vallen de laatste twee vragen niet strikt te scheiden van de eerstgenoemde onderzoeksvraag. Opbouw Deze studie is opgebouwd uit drie delen. In het eerste deel wordt kort ingegaan op de relatie ruimte-identiteit-taal en op de huisbeelden in de poëzie. Hier wordt ook de traditie van de poëzieanalyse in de neerlandistiek cursorisch geschetst, gevolgd door een nadere toelichting van het methodologische kader dat voor dit onderzoek gekozen is: de theorie van de conceptuele integratie. Het tweede deel biedt een overzicht van de huisbeelden in de Nederlands- talige poëzie van 1950 tot 2012 2. Dit algemene overzicht wordt chronologisch en per decennium geordend; het wordt voorafgegaan door een summiere en noodgedwongen selectieve bespreking van de belangrijkste poëtische huisbeel- den sinds de negentiende eeuw om de twintigste- en eenentwintigste-eeuwse gedichten in een bredere literair-historische context te kunnen plaatsen. Door- slaggevend voor de opname van een specifieke dichter bij een bepaald decen- nium was zijn/haar debuut of een latere bundel waarin huisbeelden rijkelijk ver- tegenwoordigd zijn. Een kwalitatief principe werd hierbij niet gehanteerd. Die uitgangspunten resulteren dan ook in een overzicht waarin dichters uit de canon opgenomen zijn naast veelal vergeten figuren, die hier uit het vergeetboek van de Nederlandstalige poëzie opgediept zijn. Bij mijn zoektocht naar huisgedichten baseerde ik me voornamelijk op de rijkste verzameling poëzie waarop het Neder- landse taalgebied zich kan beroemen, namelijk de collectie van het Gentse Poë- ziecentrum. Ik heb daarbij weliswaar naar volledigheid gestreefd, maar dat ideaal is een onmogelijke opgave; alleen al in de catalogus van het Poëziecentrum leverde het trefwoord ‘huis’ meer dan tweehonderd resultaten op, bundels met potentiële huisgedichten. Daarbij kwamen nog eens zoveel bundels waarin de aanwezigheid van talrijke huisbeelden niet meteen via de bundeltitel of een reekstitel te traceren viel. Bij de uiteindelijke selectie van het zeer omvangrijke materiaal zijn voornamelijk dichters uit de boot gevallen die meestal niet meer 1 Voor de classificatie van poëticale uitspraken, zie: Sötemann, 1985, pp. 57-76. 2 Het onderzoek is afgerond in april 2012. LLS_2012.4.book Page 8 Wednesday, February 13, 2013 4:47 PM 9 I NLEI D IN G dan een dichtbundel in eigen beheer uitgegeven hebben. Meer en minder bekende dichters die slechts hoogst sporadisch in hun oeuvre huisbeelden hante- ren, zijn hier uiteraard ook niet opgenomen. Het derde deel bestaat uit gedetailleerde analyses van gedichten die ik op basis van verschillende criteria gekozen heb. Allereerst is het van belang dat het gedicht representatief genoemd kan worden voor een bepaald decennium zoals dat in het overzicht van het tweede deel is voorgesteld. Het gaat daarbij om drie types van representativiteit: (1) de relatie ik-huis, (2) de poëticale opvattingen die door middel van huisbeelden worden gepresenteerd en die mogelijk door meer dichters in een decennium worden gedeeld, en (3) de metaforen verbonden met het huis die in het betreffende decennium het vaakst worden gehanteerd. Ten tweede probeerde ik, voor zover de keuze rijk en moeilijk was, gedichten te kiezen die tot hiertoe nauwelijks of helemaal niet geanalyseerd zijn. Vandaar dat hier bijvoorbeeld voor Albert Bontridder en Jan G. Elburg geopteerd is, hoewel het paar Hugo Claus en Gerrit Kouwenaar ook meer dan vanzelfsprekend was. Soms diende de keuze zich als het ware vanzelf aan, wanneer uit het onderzoek bleek dat de dichters in kwestie op elkaars werk met betrekking tot huisbeelden reageerden en/of de relatie huis-ik-taal in hun versexterne uitspraken themati- seerden (Luuk Gruwez, Willem van Toorn, Leonard Nolens). Niet in de laatste plaats was het ook van belang om in de analyse een bepaald aspect van de geko- zen theorie te illustreren, te problematiseren of ter discussie te stellen. Telkens werden ten slotte gedichten van een Vlaamse en een Nederlandse dichter geselec- teerd. De uiteindelijke keuze is een combinatie van al deze criteria, hoewel die uiteraard niet voor elke analyse in dezelfde mate van toepassing zijn. Bij mijn keuzes heb ik me voor een deel, hoe kan het anders, ook door mijn persoonlijke voorkeuren laten leiden. LLS_2012.4.book Page 9 Wednesday, February 13, 2013 4:47 PM LLS_2012.4.book Page 10 Wednesday, February 13, 2013 4:47 PM 11 I. Begripsbepaling en methodologie LLS_2012.4.book Page 11 Wednesday, February 13, 2013 4:47 PM LLS_2012.4.book Page 12 Wednesday, February 13, 2013 4:47 PM 13 B EG R I P S B E P AL I N G E N ME T HO D OL O GI E 1. Ruimte, identiteit en poëzie Ruimte en identiteit zijn categorieën die intens met elkaar verbonden zijn. De categorie ruimte heeft meerdere betekenissen waarvan er twee voor de hand lig- gen: ruimte in de fysieke zin en ruimte in de mentale zin. Ruimte als onder- zoeksobject van de natuurkunde kan worden geobserveerd en gemeten (Euclidi- sche ruimte, tijdruimte). Als een object in de ruimte, als onderdeel van de fysieke ruimte is het huis een gebouw, ‘een bouwwerk dat mensen tot woning dient’, zoals Van Dale het definieert. Afhankelijk van de cultuur bestaan er hutten die als huizen dienen, houten, stenen en bakstenen huizen, grote en kleine huizen, enzovoort. Het gaat hier om de materiële, cultuur-antropologische betekenis van het huis. Ruimte in de mentale zin is de waargenomen en begrepen ruimte. Dit soort ruimte is een equivalent voor de fysieke ruimte, ze bestaat in het (niet- ruimtelijke) bewustzijn (vgl. Toporow, 2003, p. 15). Het mentale aspect van het huis is universeel als ervaring die alle mensen met elkaar delen. Dit is verbonden met de existentiële betekenissen die aan het huis worden gehecht. De twee types – fysiek/materieel en mentaal – zijn nauw met elkaar verbonden en met elkaar vervlochten, wat echter niet tot eenheid of duidelijkheid leidt. Dit komt doordat er zich nog een andere, psychologisch-filosofische dimensie van de ruimte bij deze vervlechting manifesteert, die met de subjectieve waarneming van de ruimte verbonden is. Deze laatste betekenis van ruimte is verbonden met de identiteit. Het begrip ‘identiteit’ verschijnt daarbij in zijn meerduidigheid: als identiteit van de plaats die aan de beweging van de tijd onderhevig is, als identiteit van de plaats in relatie tot de persoon, als identiteit van meerdere personen die bij een bepaalde plaats in de ruimte horen, en niet in de laatste plaats als de identiteit van de persoon als subject. Als gevolg van de veranderende relatie van het subject tot de ruimte profileren zich, in hun veelheid en hun temporele verscheidenheid, allerlei soorten van identiteit: de culturele, nationale, regionale, lokale, persoon- lijke identiteit van het subject. De metafysische betekenissen van het huis die hieruit voortvloeien, zijn het meest subjectief en individueel van alle aspecten van het begrip ‘huis’. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het metafysische aspect van het huis zich met name in de kunst manifesteert. De literaire tekst is van zijn kant een literaire ruimte waarin zowel de fysieke ruimte en de mentale ruimte als de daartussen gesitueerde processen ‘tekstueel’ worden gemaakt en als het ware in momentopnamen van een tekst worden gevat. In literaire teksten komt deze zoektocht naar de eigen identiteit in al haar verschijningsvormen tot uitdrukking. De identiteit als proces, of beter: de identi- teitsvorming, wordt gekarakteriseerd door een vervlechting: van het identieke met het verschillende, van veelheid met eenheid, van het eigene met het andere, LLS_2012.4.book Page 13 Wednesday, February 13, 2013 4:47 PM